gaan, lopen, fietsen, varen

Fahren?

Duitsers gaan bijna nooit. Er wordt nogal wat gefahren in Duitsland.

Deutsche fahren viel Auto. ~ Duitsers gaan veel met de auto.

Sie fahren Zug. ~ Ze gaan met de trein.

Im Juli fahren viele in den Urlaub. ~ In juli gaan veel mensen op vakantie.

Manche Deutsche fahren Fahrrad. ~ Sommige Duitsers gaan op de fiets.

 

Lopen: gehen

Gehen noemen ze het zelden. Eigenlijk alleen wanneer ze echt lopen.

Es war schön bei den Nachbarn. Wir gehen jetzt nach Hause. ~ Het was mooi bij de buren. Nu gaan we naar huis (lopend).

 

Met het vliegtuig: fliegen 

Duitsers gebruiken ook een apart werkwoord als ze met het vliegtuig gaan. Ze vinden dat ze dan “vliegen”.

Wir fliegen nach Mallorca. ~ We gaan (met het vliegtuig) naar Mallorca.

 

Met de boot: fahren

Maar wat gebeurt er wanneer Duitsers een boot nemen? Gek genoeg:

Sie fahren auf dem Rhein. ~ Ze varen op de Rijn.

 

Op de motor: fahren

Ook voor de motortocht langs de Moezel gebruik je dus hetzelfde Duitse werkwoord:

Wir machen eine Motorradtour und fahren entlang der Mosel. 

 

Meer over het verkeer in Duitsland

Gaat u weleens naar Duitsland? Of rijdt u door Duitsland heen? Lees mijn column Duitse Zaken over het verkeer in Duitsland.

 

Meer valse vrienden?

Wat bedoelen Duitsers wanneer ze het hebben over liegen, gebeten, verführen, im Büro of klar kommen?

Lees de uitleg. Alle blogposts hierover vind je in de categorie “valse vrienden”.

 

 

Meer Duits? 

Maria Stratemeier
06 34 36 86 26
info@MariaStratemeier.com
Zakelijk Duits: handeln auf Deutsch 

Tags: