voor – Duits für of vor?
In het Nederlands is het “voor”. Voor zes uur moet het af zijn. Voor het raam staat een tafel. Voor mijn zus is dit cadeau. Voor haar voorstel zijn velen. Voor een pensionair ziet hij er jong uit. Voor ze weg gaan zetten ze alles op slot.
Even ontrafelen wat ieder van die “voors” precies betekent. Dan wordt ook duidelijk wat voor verschil het Duitse hier maakt.
voorzetsel tijd: voor, niet na
Wann? vor sechs Uhr, vor Jahresende, vor dem Wochenende, vor der Mittagspause
Als antwoord op de vraag wanneer krijgen vor, nach, in altijd de 3e naamval.
voorzetsel plaats: voor, niet achter
Wo? vor dem Fenster, vor der Bibliothek, vor dem Auto, vor dem Laden
Als antwoord op de vraag waar krijgen de keuzevoorzetsels altijd de 3e naamval. (Wat betekent het wanneer er de 4e volgt op een keuzevoorzetsel? snel herhalen!)
voorzetsel ontvanger/profiteur: iemand krijgt wat, iemand profiteert van iets
Für wen? (ein Geschenk) für meine Schwester, (die Unterlagen) für den Chef, (die Zutaten) für das Essen
Op für volgt altijd de 4e naamval (net als op durch, gegen, ohne, um)
voorzetsel bij vaste combinaties (ook hier volgt de 4e naamval)
für etwas sein (nicht dagegen) – Viele sind für ihren Vorschlag.
für (~aangezien iemand of iets bij deze categorie hoort) – Für einen Rentner sieht er jung aus.
voegwoord tijd: voor (je dat doet doe je dit) OF (je doet eerst dit) voor (je dat doet)
Bevor sie wegfahren, schließen sie alles ab.
Man macht erst dieses, bevor man das macht.
Wir trinken Tee, bevor wir anfangen.
Tussen een hoofd- en een bijzin staat in het Duits een comma. Het voegwoord bevor staat dus aan het begin van de zin of na de comma.
Dat waren ze, de verschillende “voors” in het Duits.
Vragen? Heel graag aan Maria stellen!
06 – 34 36 86 26 of info@MariaStratemeier.com
Begrepen? Maak je eigen voorbeeldzinnen!
Wat je berijpt, versta je. Wat je zelf toepast, onthoud je. Mail graag je eigen voorbeelden aan Maria; binnen een dag reageert ze met verbeteringen en/of leeradvies voor Duits.