Waar naartoe in het Duits?
In het Duits geef je wel eens een richting aan:
Wir fahren nach Deutschland in die Berge.
Je kunt zelfs de beweging aangeven ten opzichte van jezelf (of de persoon in de zin).
Met de woordjes hin en her maak je het verschil:
Beweegt iets van jou (de spreker) weg? hin
Wohin gehst du? ~ Waar ga je naartoe? (weg van mij)
Of komt het naar jouw (de spreker) toe? her
Woher kommst du? ~ Waar kom je vandaan? (naar mij toe)
Deze woordjes hin en her vindt je in veel combinaties:
Wanner iets van me weg beweegt, zeg ik:
Die Kinder sind hinausgegangen. (naar buiten van me weg)
Das Fest bei den Nachbarn oben? Ja, wir gehen auch hinauf. (naar boven en weg van hier)
Deine Hand zittert (~trillt), bitte stell die Tasse hin. (neerzetten, weg van jou)
Wohin geht er? (waar naartoe van me weg)
Wanneer dingen dichter bij me komen, zeg ik:
Komm mal her, Liebling! (naar mij toe)
Das Foto nimmt Frau Schneider aus dem Album heraus. (ergens uit en naar haar toe)
Was macht die Katze auf dem Baum? Sie soll herunter kommen! (naar beneden en naar me toe)
Woher kommen Sie? (waar vandaan en naar ons toe)
Wil je dit oefenen?
Met (een paar van) deze woordjes kun je je eigen voorbeeldzinnen verwoorden:
hinauf – dorthin (dahin) – woher – hinaus – herüber
hineinstellen – herunterfallen – hineinspringen – herausholen – hinbringen
Der Junge springt (ins Wasser) hinein!
Mail jouw voorbeeldzinnen graag naar me toe: info@MariaStratemeier.com
Je ontvangt verbeteringen en advies voor je Duits.
Meer info, coaching en advies
Maria Stratemeier
+49 176 24 73 54 48
info@MariaStratemeier.com
Zakelijk Duits – handeln auf deutsch