Duits, grammatica, woordenschat, Zakelijk Duits
In het Nederlands is het “voor”. Voor zes uur moet het af zijn. Voor het raam staat een tafel. Voor mijn zus is dit cadeau. Voor haar voorstel zijn velen. Voor een pensionair ziet hij er jong uit. Voor ze weg gaan zetten ze alles op slot. Even...
Duits, grammatica, Zakelijk Duits
“Der, die oder das?” vraag je je wel eens af bij Duitse zelfstandig naamwoorden. Ken jij de der-Wörter? Heb je de regels voor deze Duitse mannelijke zelfstandig naamwoorden onder de knie? Dan ben je klaar voor nieuwe stof. Weiter geht’s mit dem...